Opmerkingen bij het plannen van trainingen:
Wanneer je als trainer aan de slag gaat, dien je vooraf op
hoofdlijnen een beeld te ontwikkelen van de groep en de
trainingssituatie.
Hierin wordt vastgesteld: het aantal trainingen, aantal ballen
en hoedjes, spelers, wat kunnen ze (beginniveau) en wat ga ik ze
proberen te leren. (Zie Trainingsplan) Als je het niveau hebt
vastgesteld, ga je jezelf afvragen hoe een en ander op een hoger plan te
trekken is? Hoe je dat gaat aanpakken (organisatie/ werkvormen) en met
welke leerstof dat gaat gebeuren (methodiek). De allerbelangrijkste
vraag is echter: hoe breng je de trainingen meer systematisch met elkaar
in verband, zodat alle onderdelen met de juiste details aan bod komen
en de trainingen variatie vertonen ten opzichte van elkaar.
|

|
#Organisatie |
Organisatiemomenten: |
De organisatie van het spel: |
Een goede organisatie moet leiden tot: |
- De lesvoorbereiding
- Vlak voor de les
- De start van de les
- Tijdens de les
- Het einde van de les
- Na de les
|
- De organisatie vóór het spel
- De organisatie tijdens het spel
- De organisatie na het spel
|
- Een veilig verlopende les
- Een intensief verlopende les
- Een doelmatig verlopende les
|
Een goede organisatie is een absolute voorwaarde voor een
goede training. Belangrijk in dit kader is de ordening van de ruimte en
het gebruik van de hoeveelheid materiaal. Voor de eventuele problemen,
die ten aanzien van dit punt kunnen ontstaan.
Een belangrijk onderdeel van de organisatie vormen de
opstellingen. De keuze van de leerstof, het niveau van de groep, het
aantal spelers bepalen onder meer met welke opstelling gewerkt kan
worden. Het is theoretisch onmogelijk aan te geven wat de juiste is.
Eisen, waaraan een gekozen opstelling moet voldoen: Eenvoudig en
begrijpelijk. Snel ingenomen kunnen worden. Mag niet gevaarlijk zijn.
Men mag geen hinder ondervinden van spelers uit andere groepen. Trainer
moet voortdurend een goed overzicht hebben en de spelers moeten de
trainer goed kunnen zien. Voordelen van een goede opstelling: a) Spelers
kunnen ongestoord werken. b) Werktempo ligt hoog. c) Effectiviteit van
de training wordt groter. d) Vanwege het goede overzicht is de
gelegenheid tot correctie beter.
|

|
#De kern van een les |
|
De kern van een les kan zijn: |
- Een kern
- Meerdere afzonderlijke kernen
- Meerdere aan elkaar gekoppelde kernen
- Kern 1: (bekende) vaardigheden verbeteren en verfijnen
- Kern 2: het herhalen en toepassen van de vaardigheden uit kern 1
- Eindvorm (het geleerde terug laten komen in de eindvorm)
|

|
0 |
De kwantiteit van de les = |
- Dosering: hoeveelheid - intensiteit - arbeid/rust verhouding
- Frequentie: Aantal herhalingen
- Variatie: veranderingen
|
Doel en inhoud |
De opvattingen met betrekking tot doel en inhoud van de
training zijn de laatste jaren sterk gewijzigd. De huidige tendens is
aanpassing met betrekking tot:
1. De duur van de training in relatie tot bijvoorbeeld de seizoenfase (tussen 2 uur tot 60 minuten)
2. De intensiteit van de training in relatie tot arbeid rust balans.
3. De trainingsfrequentie per week (2/3 4 á 5)
4. De training thematisch aan te pakken.
De consequentie hiervan is wel, dat vooraf de bedoeling en
de inhoud van de training(en) goed met de spelers moet worden
doorgesproken. Nogmaals is het van belang te weten dat strekking en duur
van de training mede worden bepaald door de leeftijdsopbouw en fase van
het team. Te weten: seizoenvoorbereiding seizoenstart tweede helft
seizoen naseizoen
|

|
#De lesopbouw en indeling |
New Cell |
Lesopbouw:
- Begin: warming-up of inleiding
- Kern: een of meerdere kernen
- Einde: cooling-down of speelse vormen
|

|
Onderscheid wordt gemaakt in trainingen voor: jeugd, prestatieteams, recreanten |
New Cell |
Jeugdteams t/m onder 13 |
Prestatieteams |
|
Duur: 60 minuten
- Warming-up (vijf - tien minuten)
- Aanleren van nieuwe technieken/tactieken. (15 minuten)
- Verbeteren van reeds bekende stof. (15 minuten)
- Toepassing in spelvorm (20 minuten)
- Nabespreking.
|
Duur: 90/100 minuten
- Warming-up (15/20 minuten)
- Aanleren van nieuwe technieken/tactieken. (25 minuten)
- Verbeteren van reeds bekende stof. (25minuten)
- Toepassing in spelvorm (20 minuten)
- Cooling-down (5 minuten)
- Nabespreking.
|
|
Recreatieteams:
Duur: 60 t/m 75 minuten |
De accenten voor een trainingsles aan recreanten liggen niet
zo zeer op het aanleren of verbeteren van techniek of tactiek, maar meer
op het 'spelend' bezig zijn. De lesindeling moet dan ook aan dit
uitgangspunt worden aangepast.
- Warming-up (5 minuten)
- Aanleren c.q. verbeteren van techniek of tactiek in speelse vormen.(20-25 minuten)
- Spelen. (30-35 minuten)
|
Functies van de warming-up:
- Fysiologische functie
- Psychologische functie
- Pedagogische functie
Fasen van de warming-up
- Algemene warming-up
- Rekken en losmakende oefeningen
- Specifieke warming-up
|

|
Waar moet een goede warming-up aan voldoen? |
We onderscheiden een warming-up: |
1. Losmaken van de dagelijkse beslommeringen.
2. In de sfeer brengen van de training.
3. Op temperatuur brengen (veiligheid).
4. Eenvoudige, gekende stof.
5. Iedereen moet bezig zijn.
6. Weinig woorden, veel daden.
7. Indien mogelijk een aansluiting op het volgende gedeelte van de les.
|
- Met bal; spel-, oefen-, wedstrijdvorm.
- Zonder bal; lopen, wenden, keren, springen, gymnastiekvormen, stretchen:
|
|
Aanbod oefenstof We kunnen de stof aanbieden in |
- Oefenvorm; aangegeven wordt, wat gedaan moet worden. Uitvoering en verloop van de oefening zijn geheel omschreven.
- Spelvorm; het toepassen van technische en tactische eenheden in een gericht spel.
- Wedstrijdvorm; het beoefenen van een bepaalde techniek(en)
en tactiek(en) in een wedstrijdje; het gaat hier duidelijk om de
punten; bijvoorbeeld: dribbel-, schotwedstrijd, wie heeft het eerst ... ?
wie heeft de meeste ... ?
|

|
#Arbeidsintensiteit |
Om mogelijke overbelasting tegen te gaan dient de
arbeidsintensiteit binnen een training goed verdeeld te worden. Arbeid
en actieve rust dienen daarom steeds afgewisseld te worden. |

|
#Leerstof |
De leerstof moet:
- Een middel zijn om het doel in het trainingsplan te bereiken.
- Aangepast zijn aan het niveau van de groep.
- Een uitdagend karakter hebben.
- Haalbaar zijn.
- Opgebouwd worden van stilstaand naar bewegend; van langzaam naar snel; van eenvoudig naar moeilijk, en
- Van enkelvoudig naar samengesteld (verbinding en/ of combinatie).
|
Indeling leerstof: |
- Leerstof betreffende algemene en specifieke conditie.
- Leerstof betreffende de psychische conditie; bedoeld
wordt die oefenstof, die invloed heeft op: het verwerken van
teleurstellingen, acceptatie- en incasseringsvermogen, zelfbeheersing.
Speltechnische vaardigheden; dribbelen, stoppen, pivoteren, doelen etc.
- Oefenstof betreffende prétactische elementen; screens etc.
- Oefenstof ten aanzien van het spelinzicht.
- Tactische facetten; aanvallend en verdedigend; individueel en collectief.
- Oefenstof met betrekking tot de spelregels.
Leerstofkeuze:
De leerstofkeuze is mede afhankelijk van: |
- trainingsplan
- grootte van de groep
- prestatieniveau
- doel van de groep (recreanten, wedstrijd)
- ruimte op het veld
|
- hoeveelheid materiaal
- psychische belasting
- temperatuur
- tijdstip van de dag
- trainingsfrequentie
|
- tijdstip van het jaar
- ervaringen, die in de vorige training(en) werden opgedaan
- ervaringen, die in gespeelde wedstrijden werden opgedaan
- afstemming op de komende wedstrijd
|
|

#Het leerproces
|
New Cell |
- We gaan uit van een bepaalde beginsituatie; een trainingsgroep met bepaalde kenmerken.
- De gang van zaken betreft het motorische leren.
- Het proces begint met een gegeven demonstratie en uitleg
van datgene, wat we de groep willen leren. (plaatje en praatje) Hierna
laten we de groep oefenen (daadje) en observeren of de opdracht als
zodanig en de uitvoering ervan begrepen is. Aan de hand van datgene, dat
we constateren moeten we eventueel de oefening onderbreken en een
algemene (klassikale) correctie plaatsen. Vervolgens wordt weer geoefend
en door de trainer individueel gecorrigeerd, Op deze wijze wordt de
grove eindvorm bereikt. Hiermee wordt bedoeld: de groep voert
bijvoorbeeld het jumpshot redelijk uit. Dit is tevens het ogenblik om te
starten met het aanreiken van complexere stof en verbindingen met
andere vaardigheden. Met andere woorden: de beweging wordt zodanig
geautomatiseerd, dat verondersteld mag worden, dat de speler deze in
elke onverwachte wedstrijdsituatie kan toepassen.
- Enige kanttekeningen: Demonstratie De trainer zal vooraf
de aandacht van de groep moeten vragen en behouden. Bedenk hierbij, dat
aandacht een persoonlijke zaak is. Kletsmajoors moeten dan ook
persoonlijk erbij betrokken worden. Het voorbeeld wordt gegeven door de
trainer of/en door een speler. De uitleg dient kort en zakelijk te zijn.
Geen ellenlang verhaal. Controleer of de demonstratie en de uitleg
duidelijk zijn geweest, zodat bij het oefenen geen misverstanden kunnen
ontstaan. De volgorde is dus: plaatje, praatje, daadje.
|
Aantekeningen oefenen: |
Stel de groep zodanig op, dat het oefenen een intensief karakter kan hebben.
Denk er aan, dat het oefenen pas dan tot een goed
leerresultaat leidt, wanneer er veel herhaald wordt. Dit laatste wil
niet zeggen: de oefening eindeloos laten uitvoeren. Men behoudt de
aandacht door variatie van oefenstof. (NB: het voortdurend aanbieden van
nieuwe stof heeft een beperkt lerend effect!) Observatie Tijdens het
oefenen, beoordeelt de trainer de bewegingen en de tactieken op hun
essentiële punten. Om dit te kunnen dient hij inzicht te hebben in de
juiste uitvoeringswijze van techniek en tactiek. Pas dan is hij in staat
aanwijzingen te geven die kunnen leiden tot een verbeterde uitvoering
|
|
Corrigeren |
Corrigeren is het verbeteren van foutief denken/ handelen.
- Algemene of klassikale correctie: Wanneer het merendeel
van de groep de oefening niet heeft begrepen of verkeerd uitvoert, wordt
de oefening onderbroken en gecorrigeerd. Denk er aan, dat zinloos
onderbreken storend werkt.
- Individuele correctie: De trainer benadert de speler persoonlijk en bespreekt onopvallend wat er fout ging.
|
Foutief aanleren |
Mogelijke oorzaken:
- De trainer gaf een onduidelijke opdracht (slecht uitgelegd of niet goed voorgedaan).
- De trainer gaf een te moeilijke opdracht (slechte keuze van de leerstof).
- De spelers hebben door slecht te luisteren of
onoplettendheid de oefening slecht begrepen. (niet gecontroleerd of niet
iedereen heeft opgelet!) De spelers hebben een onvoldoende motorische
vaardigheid.
Mogelijke oplossingen:
- Vragen aan een speler hoe hij vindt, dat het gaat en tevens of hij een idee heeft hoe het komt, dat het bijvoorbeeld fout gaat.
- De oefening nog eens fout uitvoeren en vragen wat er fout gedaan werd en hoe het wel moet.
- De oefening nog eens goed voordoen of laten voordoen.
|

|
#Didactische hulpmiddelen cq. principes |
- Aanwijzingen en correcties door middel van een voorbeeld (visueel).
- Verbale aanwijzingen; met woorden verstrekken van informatie.
- Visuele hulp; naast het goede voorbeeld, film, tekening,
video. Hierbij wordt het mogelijk een vergelijk te krijgen tussen de
uitvoeringswijze en het bewegingsbeeld.
- Leertoon: Zorg voor voldoende veiligheidsmaatregelen: -
bereid een training goed voor; - toezicht op kleding en schoeisel;
ringen, oorbellen, horloges, etc.;
|
|
Didactische vuistregels |
Er zijn veel basisvormen om voetbal te leren. Maar de
trainer/coach zal met deze basisvormen moeten werken. Hij moet in staat
zijn door middel van de basisvormen een extra dimensie aan het
leerproces te geven. Iedereen heeft daarbij zijn eigen talent en stijl,
maar los daarvan zijn er voor iedereen die leiding geeft een aantal
basisregels waarlangs het trainen, het aanleren verloopt. Ook wel
didactische vuistregels genaamd. De trainer moet zich voorafgaand aan
een training een voorstelling kunnen maken can alle aspecten die met het
leerproces te maken hebben die bepalend zijn voor het leren. De
trainer/coach zal zich er van bewust moeten zijn hoe hij de spelers
instrueert en coacht. Hij moet zich steeds de vraag stellen: Komt mijn
verhaal duidelijk over?
- Hij verwijst bij zijn uitleg naar de wedstrijdsituatie, noemt de betrokken spelers en geeft voorbeelden.
- Hij stelt de groep zo op, of gaat zo staan dat de spelers niet door dingen achter de rug van de trainer worden afgeleid.
- De groep staat nooit met het gezicht naar de zon.
- De trainer/coach praat met de wind mee, vooral als hij een grote afstand moet overbruggen.
- Hij laat het probleem van de coach, het probleem van de spelers worden. Hij laat de spelers in eigen woorden herhalen.
- De trainer/coach laat merken dat hem niets ontgaat, hij 'leest' voortdurend situaties mee.
|

#Positief en systematisch coachen
|
De neiging bestaat om spelers alleen maar op hun fouten te
wijzen. Vaak wordt vergeten spelers te zeggen wat 'goed' doen en
hiervoor een complimentje te geven. Los van de positieve motivatie die
van een positieve houding uitgaat is het essentieel voor de spelers te
weten wanneer hij iets goed doet. Bij fouten ben je niet klaar als je
hebt verteld wat de speler 'niet' moet doen: je zult natuurlijk ook
duidelijk moeten maken hoe het dan wel moet. Geef ook niet teveel
aanwijzingen maar concentreer je op de directe aandachtspunten waar je
situatief op in kunt springen, dit geldt zowel voor het team als het
individu.
|
Slot van de les |
Om de spelers na de training enigszins tot rust te laten
komen is het raadzaam om enige woorden te besteden aan datgene, wat in
de les is gebeurd. Het is tevens een geschikt moment om mededelingen te
doen over huishoudelijke zaken betreffende de komende wedstrijd.
|
|
#Belangrijke aandachtspunten op een rijtje |
Bij een goede organisatie en verloop van een training hoort:
- een schriftelijke voorbereiding
- een goede opbouw van de leerstof en de presentatie ervan
- goede opstellingen, waarin het beste geoefend kan worden
- correctie van de fouten; didactische en pedagogische opmerkingen
- veiligheidsmaatregelen
- het halen en opbergen van het materiaal
- samenstellen van de partijen het onderscheid van de partijen
Degene die leiding geeft aan een groep is in eerste instantie verantwoordelijk voor:
- de training zelf; leerproces, sfeer, saamhorigheid, veiligheid.
- het leerresultaat.
Verder dient rekening te worden gehouden met en/of verantwoording afgelegd te worden aan:
- ouders (jeugdgroepen) en of andere familieleden
- studie- of werksituaties
- verenigingsbestuur
- eventuele sponsor
- gebruik van accommodatie en materiaal.
Aan welke kwaliteiten dient u als trainer/coach te voldoen om zeer goed te functioneren:
- Beginsituatie kunnen vaststellen van de spelers: heterogene of homogene groep
- Kennis hebben van van specifieke leeftijdskenmerken en het anders zijn
- Juiste materiaalkeuze: aangepast?
- Verantwoorde leerstof kunnen kiezen
- Goede evaluatie kunnen maken
- Meester zijn in het organiseren
Waar moet een goede training aan voldoen ?
- Er moet doelmatig voldoende arbeid worden verricht.
- Er moet iets worden geleerd.
- Men beleeft plezier in datgene wat men doet.
- Er moet in een goede sfeer worden gewerkt.
- De veiligheid en de daarmee samenhangende gezondheid van de speler is gewaarborgd.
- Een training moet vlot en soepel worden georganiseerd.
Presentatie:
- Geef les in sportkleding. Stel eisen aan orde en aandacht.
- Bespreek gevolgen als afspraken niet worden nagekomen.
- Wees zo consequent mogelijk
- Houd oog voor belangrijke omstandigheden
- Praat niet teveel laat de groep werken
- Tracht aan het verwachtingspatroon van de groep te voldoen
- Als je om aandacht vraagt controleer, of je die aandacht inderdaad hebt.
- Geef iedereen evenveel aandacht
- Stel aan jezelf dezelfde eisen als die je aan de groep stelt
Leertoon:
- Vriendelijk beschaafd. Duidelijk gearticuleerd.
- Wissel hard en zacht af. Spreek tegen de hele groep.
- Gebruik je stem ook om te stimuleren, enthousiasmeren en begeleiden.
|

|
|
|